Het nieuwe medicijn: gedachten!


Heb je wel eens gehoord van het ‘placebo-effect’? Dit is de benaming voor genezing zonder werkelijk de medicijnen te hebben geslikt. Een genezing puur op basis van overtuiging/gedachten. Het komt vaak voor en artsen hebben er geen verklaring voor. Tot op heden. Via de epi-genetica (dit is de wetenschap dat genen aan en uitgeschakeld kunnen worden door omgevingsfactoren en leefstijl) is duidelijk geworden dat onze gedachten en onze reactie op de omgeving bepalen hoe gezond we zijn. Onmogelijk? Of misschien toch niet? In dit artikel neem ik je mee in de wereld van gedachten als medicijn.

Inhoudsopgave

De wisselwerking tussen mens en omgeving

Maak kennis met Rob. Rob is 25 jaar oud en studeert Bedrijfseconomie aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij is 1 meter 89 lang, heeft een tenger en atletisch figuur en kort donker haar. Ook heeft hij  bruine ogen, een ovaal gezicht en een blanke huid. Hij woont in Almere bij zijn ouders. Hij sport 3x in de week, gaat op zaterdagavond met vrienden naar het café en houdt van lezen. Tijdens zijn middelbare schooltijd zat Rob ook nog in een schoolkoor en soms zingt hij nog wel eens een nummer in het café.

Wat gebeurt er in je gedachten?

Terwijl je dit leest, heb je vast wel een beeld gevormd van Rob en zijn er gedachten bij je opgekomen. Bijvoorbeeld:

  • Je blijft toch niet bij je ouders thuis wonen?
  • Hij drinkt zich zeker elke zaterdag klem in de kroeg.
  • Waarom kan hij wel zingen en ik niet?
  • Waar doet hij dit allemaal van?
  • Ik denk niet dat ik hem mag.

Ik denk dat je het idee wel snapt. Jij bent voortdurend in contact met jouw omgeving. Nu lees je dit artikel en komen er allemaal gedachten bij je op. Niet alleen je ogen zien de letters op het scherm, ook komen gevoelens naar boven en meningen. Zo kun je tijdens het lezen ook:

  • geluiden waarnemen (bijvoorbeeld het tikken van de klok of heb je muziek aan staan),
  •  ruiken (de net gebakken cake staat op het aanrecht af te koelen,
  • proeven (je eet intussen een banaan) en
  • voelen (je broertje wil je aandacht en geeft je een por in je zij).

Jouw zintuigen pikken SIGNALEN op over jouw omgeving. De manier waarop jij deze signalen waarneemt is jouw PERCEPTIE. Op basis van jouw perceptie reageer je op deze signalen (= GEDRAG).

Zelfde signaal en toch verschillend gedrag?

Zo kunnen meerdere mensen hetzelfde signaal via de zintuigen ontvangen en heel verschillend gedrag vertonen. Net als bij Rob tijdens zijn college Engels. De leraar geeft de opdracht aan de hele klas om in het Engels een beschrijving te geven over de huidige stand van de Economie. Rob hoort dit (= signaal), wordt heel blij en enthousiast (= gedrag).

Zijn klasgenoot Mark hoort ook de opdracht van de leraar (=signaal), klapt zijn boek onnodig hard dicht en pakt mopperend zijn spullen in (=gedrag).

Waarom levert 1 signaal (de opdracht van de leraar) twee zo verschillende reacties (gedrag) op? Dit heeft te maken met onze perceptie.

Wat is perceptie

Perceptie is dat je je bewust bent van je omgeving door middel van je zintuigen.

Wat zie je? En is dit de waarheid?
Hoe ontstaat perceptie

Kinderen tot 7 jaar leren door middel van kopiëren van gedrag uit hun omgeving. Vaak zijn dit ouders, familieleden of leraren. Het kind weet namelijk niet wat de sociale regels zijn om te kunnen leven in onze maatschappij. Door gedrag te kopiëren van volwassenen, worden “sociale” programma’s in de hersenen vastgelegd.

Hierdoor reageert het kind op signalen uit zijn omgeving. Het is net als met een e-reader. Je kunt pas een boek op je e-reader lezen als je daadwerkelijk een boek op je e-reader hebt gezet. Dus jij, als mens, bent in deze vergelijking de e-reader en de boeken zijn jouw (sociale) programma’s. Na het 7levensjaar stoppen we met kopiëren van gedrag uit onze omgeving. Nieuw gedrag wordt dan aangeleerd op basis van ervaring en herhaling.

Hoe ziet het programma van Mark eruit?

Dit verklaart nog niet helemaal waarom Mark anders op de Engelse opdracht reageert dan Rob. Dit heeft dus te maken met het programma van Mark en het programma van Rob. Laten we even kijken hoe het programma van Mark eruitziet.

Mark zijn ouders hebben een internetwinkel. Toen Mark klein was, hebben ze de producten uit hun internetwinkel in meerdere landen aangeboden. Mark hoorde zijn vader regelmatig klagen over de mailtjes in het Engels. Zijn vader begreep de mailtjes niet altijd even goed en ook het beantwoorden van de mails vond hij moeilijk. Mark heeft daardoor in zijn hersenen een programma opgeslagen dat Engelse taal moeilijk is.

Hoe ziet het programma van Rob eruit?

Rob is van kleins af aan regelmatig met zijn ouders op familiebezoek gegaan in Engeland. Hij vond deze reisjes altijd geweldig! Lekker rond rennen op de boerderij, spelen met neefjes en nichtjes en lekker eten en laat naar bed. Rob heeft daardoor in zijn hersenen een programma opgeslagen dat Engelse taal gelijk staat aan plezier.

Dus Mark ontvangt het signaal (opdracht leraar), zijn programma: ‘Engelse taal is moeilijk’ wordt geactiveerd (= perceptie) en levert zijn gedrag op (klapt zijn boek onnodig hard dicht en pakt mopperend zijn spullen in). 

Rob ontvangt het signaal (opdracht leraar), zijn programma: ‘Engelse taal staat gelijk aan plezier’ wordt geactiveerd (= perceptie) en levert zijn gedrag op (wordt heel blij en enthousiast).

Nu hoor ik je denken: ‘dan past Mark toch zijn programma aan, dan kan hij ook blij worden van deze opdracht.’ En daar zit nu net de adder onder het gras. Of beter gezegd; het onbewuste.

Het onbewuste

Gekopieerde programma’s worden in ons onderbewuste opgeslagen. Dit onderbewuste is verantwoordelijk voor 95% van onze perceptie en dus ons gedrag. Het nadeel is dat het onderbewuste programma’s uitvoert zonder dat je hierover nadenkt. Je denkt nu ook niet meer na over lopen. Je staat op en loopt. Het onderbewuste is dus eigenlijk een “gewoontedier”. Dit “gewoontedier” zal als antwoord op signalen van het leven keer op keer dezelfde gedragsmatige reacties vertonen.

Samengevat

Wij als mens reageren dus voor 95% onbewust op signalen uit onze omgeving. Onze programma’s zijn hiervoor verantwoordelijk en deze programma’s bepalen ons gedrag. Dus als we ons gedrag willen veranderen, dienen we onze programma’s te veranderen! Makkelijk gezegd en vaak moeilijker gedaan. Maar wat heeft het veranderen van jouw programma te maken met jouw gezondheid?

De wisselwerking tussen organen en omgeving

Jouw organen staan ook in contact met jouw omgeving. De lucht die je inademt komt in jouw longen terecht. Het voedsel dat je eet komt in contact met je maag en darmen. En je huid van je handen komt in contact met de zeep die je gebruikt als je je handen wast. De reden dat je je handen wast is, omdat je geen bacteriën wilt binnen krijgen. Dat is ook één van de functies van de huid. De huid beschermt jou. En dat niet alleen, de huid zorgt ook voor:

  • het in balans houden van jouw lichaamstemperatuur,
  • het aanmaken van vitamine D voor onder andere de vorming van jouw botten,
  • gevoel. In de huid zitten ongeveer een miljoen zenuwuiteinden waarmee je warmte, kou, pijn, aanraking, trilling, druk en jeuk voelt,
  • de manier waarop je jezelf uit naar de buitenwereld (versieringen zoals oorbellen/piercings/tattoos en ook acné of  haaruitval).

Dus ook jouw huid pikt SIGNALEN op uit de omgeving. En  de wijze waarop jouw hersenen deze signalen oppikken, is jouw PERCEPTIE en PROGRAMMA. En op basis van jouw perceptie/programma, reageert jouw huid op deze signalen (=GEDRAG). 

Laten we weer even teruggaan naar Rob en Mark.

Rob is bezig met het opruimen van zijn kamer. Hij heeft even niet in de gaten dat het kastdeurtje nog open staat en stoot zijn been tegen de punt van het deurtje. Rob schreeuwt het uit van de pijn, begint te vloeken en te hinkelen op 1 been terwijl hij met zijn handen zijn gestoten been vasthoudt. Als hij even later naar zijn been kijkt, ziet hij een bult en een blauwe plek.

Mark is ook bezig met het opruimen van zijn kamer. Hij heeft ook niet in de gaten dat een kastdeurtje nog open staat en stoot ook zijn been tegen de punt van het deurtje. Mark slaakt een kreet van pijn en wrijft met een pijnlijk gezicht over de gestoten plek. Als Mark later naar zijn been kijkt, ziet hij een lichte zwelling en een wat rode huid.

De reactie van Mark op het signaal “stoten van het been” is anders dan die van Rob. Mark schreeuwt het niet uit van de pijn, maar slaakt wel een kreet. Nu vloekt Mark niet en hinkelt hij ook niet. Het gedrag van Mark is rustiger dan die van Rob. Daarnaast krijgt Mark geen bult en een blauwe plek, maar een lichte zwelling en een wat rode huid.

Hoe kan het dat de uiterlijke gevolgen van het been stoten bij beide heren anders is?

Vaak denken we dan aan verklaringen als:

  • Rob heeft een lagere pijngrens dan Mark,
  • Mark heeft een dikkere huid,
  • Rob wordt nu eenmaal gemakkelijk blauw, dat heeft hij van zijn moeder,
  • Rob heeft dunne aders,
  • Mark is wel wat gewend.  

En ja al deze beweringen KUNNEN waar zijn. Het ligt er maar net aan wat het PROGRAMMA is dat wordt geactiveerd door de perceptie van het signaal. Laat ik dat uitleggen.

Intern programma van Rob

Rob is als kind vaak gevallen. Hij struikelde vaak en het duurde even voordat zijn ouders in de gaten hadden dat Rob niet zo scherp zag. En elke keer als hij gevallen was en een bult/blauwe plek had, hoorde hij zijn moeder zeggen: “oh, Rob wat krijg jij makkelijk blauwe plekken, dat heb je van mij.” En vaak hoorde hij dan zijn vader zeggen: “welnee, Margret. Hij heeft gewoon dunne aders.” Rob heeft hierdoor een programma opgeslagen dat vallen/stoten pijn doet en blauwe plekken en bulten erbij horen. Dit interne programma zorgt ervoor dat de hersenen signalen afgeven die het programma voorschrijven, te weten; heel veel pijn, blauwe plekken en bulten!

Het is zelfs zo dat het interne programma van Rob (vallen/stoten pijn doet en blauwe plekken en bulten erbij horen) ook invloed heeft op cellen die zijn bloedvaten vormen. Dit kan zelfs zo ver gaan dat de cellen zich aanpassen om aan het interne programma te voldoen.

Intern programma van Mark

Nu ontvangen de hersenen van Mark hetzelfde signaal (=stoten van het been). Alleen hebben de hersenen van Mark een andere programmering dan Rob. Hierdoor is de mate van afgifte van hormonen, stressfactoren en ontsteking veroorzakende stoffen aan het bloed anders bij Mark dan bij Rob. Hierdoor heeft Mark wel een zwelling en een rode huid, maar geen blauwe plek en een bult.

Hoe jouw organen reageren op jouw interne programma bepaalt de gezondheid van jouw organen. Jouw organen zijn opgebouwd uit heel veel cellen. Om je een beeld te geven. Een volwassene heeft meer dan 50 biljoen cellen. En al deze cellen werken samen om jouw te laten leven. Als jouw organen op signalen uit jouw omgeving reageren. Hoe reageren al jouw cellen dan op signalen uit jouw omgeving?

De wisselwerking tussen cellen en omgeving

De cellen in jouw lichaam bestaan onder andere uit vier soorten grote moleculen.

Rode bloedcellen
  1. Polysacchariden (koolhydraten en suikers)
  2. Lipiden (vetten)
  3. Nucleïnezuren (DNA/RNA)
  4. Eiwitten
Het DNA

Het DNA is het bouwplan van de mens. DNA bestaat uit twee lange slingers die om elkaar heen zijn gedraaid. Elke slinger bestaat uit vier verschillende stoffen die heten:

  • Adenine (A)
  • Thymine (T)
  • Guanine (G)
  • Cytosine (C)

En het grappige is dat (A) altijd tegenover (T) zit en dat (G) altijd tegenover (C) zit. Zo vormen de twee slingers een genetische code of anders gezegd, jouw bouwplan. In elke cel van jouw lichaam zit deze DNA slinger in de celkern. De celkern beschermt het DNA tegen andere stoffen die zich in de cel bevinden en schadelijk voor het DNA kunnen zijn. Zo kan in de cel ook een giftige stof zitten. Het zou toch heel vervelend zijn als deze gifstof jouw bouwplan kapot maakt. Om de kans, op het kapot maken van het bouwplan, te verkleinen, heeft het DNA nog een bescherming, namelijk een “regulerend eiwit”.

Dit regulerend eiwit bepaalt of er een kopie mag worden gemaakt van het DNA. Op het moment dat het regulerend eiwit om het DNA zit, kan er geen kopie worden gemaakt. Zonder kopie van DNA kunnen cellen niet delen en eiwitten in de cel niet vervangen worden. Met de dood van de cel als gevolg.

Eiwitten

Hoewel elke cel alle vier de moleculen: polysachariden, lipiden, nucleïnezuur en eiwit nodig heeft, zijn de eiwitten de belangrijkste voor het leven. De eiwitten zijn de bouwstenen die de structuur en het GEDRAG van de cel bepalen. Er zijn meer dan 100.000 verschillende eiwitten nodig om ons lichaam te laten functioneren.

Wat is een eiwit

Een eiwit is een lijnvormige verzameling van onderling verbonden aminozuurmoleculen. Of makkelijker gezegd, een soort kralenketting. Elke kraal in een ketting is een aminozuurmolecuul. In het menselijk lichaam komen 20 verschillende aminozuurmoleculen voor. Jouw lichaam heeft dus de mogelijkheid om een ketting te rijgen door combinaties te maken van deze 20 verschillende kralen. En jouw DNA bepaalt welke kralen geregen moeten worden.

Dus eiwitten zijn nodig om ons lichaam te laten functioneren. De wijze waarop het eiwit door aminozuren wordt gevormd, wordt bepaald door ons DNA. Hoe kan het DNA de eiwitketting bepalen als deze door een regulerend eiwit wordt beschermd?

RNA

Op het moment dat een signaal uit de omgeving het regulerend eiwit in de celkern bereikt, kan het eiwit bepalen of hij zich los wil maken van het DNA of niet. Kiest het regulerend eiwit voor losmaken, dan komt het DNA vrij.  

Komt het DNA vrij, dan worden de slingers uit elkaar gedraaid en opnieuw opgebouwd door een proces dat heet RNA-polymerase. Dit noem ik voor het gemak ‘RNA proces’. Zoals we bij het DNA hebben kunnen lezen bestaat de DNA slinger uit vier verschillende stoffen; (A), (T), (G), (C). Het RNA proces kent ook de stoffen adenine (A), Guanine (G) en Cytosine (C). De stof thymine (T) kent dit RNA proces niet. In de plaats van thymine, gebruikt het RNA proces de stof uracil (U). 

Hoe werkt het RNA (kopie) proces

Op het DNA staat een code die het RNA proces leest als: ‘start met kopiëren’. Vanaf dat punt haalt het RNA proces de twee DNA slingers uit elkaar. Het RNA proces zal, net als het DNA, de code compleet maken. Dus tegenover (G) plaatst het RNA proces een (C), tegenover (T) plaatst hij een (A) en als hij een (A) tegenkomt, dan plaatst hij geen (T), maar een (U). Dit gaat net zolang door totdat het RNA proces een code tegenkomt die het signaal afgeeft: ‘stop met kopiëren.’

De RNA slinger wordt buiten de celkern gebracht en het regulerend eiwit bevestigt zich weer om het DNA.

Van RNA naar eiwit

De RNA slinger die nu in de cel (cytoplasma) is gekomen, vormt de blauwdruk van de kralenketting. Om hier een eiwit van te kunnen maken, heeft de cel ribosomen nodig. Ik noem een ribosoom: ‘de eiwitmaker’. Deze eiwitmaker kan de RNA slinger aflezen. Hij gaat op de eerste drie codes van de RNA slinger zitten. Bijvoorbeeld (A)(U)(G). Dan zoekt de eiwitmaker naar een transport RNA. Dit is een aminozuur (eiwitkraal) met een transportcode. De eiwitmaker zoekt naar een transport RNA die past op de eerste drie codes van zijn RNA slinger. Voor de (A)(U)(G) zoekt de eiwitmaker dus een transport RNA; (T)(A)(C). Dan gaat de eiwitmaker door naar de volgende drie codes. En dit doet hij net zo lang totdat de slinger bij het einde komt en het signaal ontvangt dat hij klaar is en los kan laten. Het eiwit is gevormd!

Zoals ik aan het begin vertelde, begint het RNA proces bij een signaal uit de omgeving. En hoe komen deze omgevingssignalen dan bij de cel?

Hoe komen de omgevingssignalen bij de cel

Cellen praten ook met hun omgeving. De omgeving van een cel zijn de stoffen die in je bloed zitten. Een cel heeft een membraan om zich te beschermen. Net als jouw huid, jou beschermt. Membraan wil zeggen dat stoffen naar binnen en ook naar buiten kunnen. De cel heeft nieuwe voedingsstoffen nodig en wil ook graag zijn afvalstoffen afvoeren. Niet elke stof kan zomaar in de cel komen. Het is anders wel heel makkelijk voor virussen of bacteriën om de cel “ziek” te maken. Het membraan van de cel bestaat uit heel veel poorten met sloten. Dit zijn de receptoren van een cel. De voedingsstoffen in jouw bloed hebben een bijpassende sleutel om deze poorten open te kunnen maken. Zo kan een insuline eiwit alleen de poort van een cel open maken van een glucose eiwit kanaal.

openen glucosekanaal

Zit een insuline sleutel in de poort van de insulinereceptor, dan kan een andere insuline eiwit hier niet meer aankoppelen. De sleutel die in het slot zit opent het glucosekanaal. 1 glucose eiwit kan naar binnen. Het glucosekanaal sluit zich. Dan gaat het glucosekanaal aan de binnenkant van de cel open. De glucose is in de cel.  Het glucosekanaal aan de binnenkant van de cel gaat weer dicht. En het glucosekanaal aan de bovenkant van de cel gaat weer open. De insulinereceptor heeft zijn werk gedaan en gaat uit het slot. Zo kan een nieuwe insuline sleutel weer een volgend glucose eiwit binnenlaten.

Poorten en sleutels uit evenwicht
insuline meter en insuline spuit

De poorten en sleutels kunnen uit evenwicht raken waardoor ziekten ontstaan. Bijvoorbeeld Suikerziekte (Diabetes type 1). Bij suikerziekte maakt je lichaam het hormoon insuline niet aan. Geen insuline sleutel, dan gaat de glucosepoort ook niet open. De cel krijgt dan geen glucose binnen en kan jouw cel niet meer van energie voorzien.  Als geen enkele cel meer glucose ontvangt, dan blijft de glucose in het bloed. Hierdoor wordt de hoeveelheid suiker in het bloed te hoog en ontstaat “hyperglycaemie”. Dit hoog gehalte aan suiker in het bloed verstoort de levensfuncties van het lichaam waardoor je buiten bewustzijn kan raken. Ook jouw hersenen en rode bloedcellen halen hun energie uit glucose. De zuurstof in je bloed wordt minder, je bloed wordt dikker en je hersenen krijgen minder zuurstof. Zo kun je dus bewusteloos raken bij hyperglycaemie. Daarom spuiten suikerpatiënten insuline in hun bloed.

Hoe kunnen de eiwitten in jouw bloed jouw cellen beïnvloeden?

De eiwitten in ons lichaam bewegen voortdurend doordat chemische stoffen in het bloed (hormonen, enzymen, stressreactoren) een binding aangaan met een eiwit. Deze beweging komt tot stand doordat de verschillende aminozuren een elektromagnetische lading hebben. De meeste aminozuren hebben een positieve of negatieve lading die werken als magneten. Eenzelfde lading (bijvoorbeeld + en +) zorgt ervoor dat de aminozuren elkaar afstoten en een tegengestelde lading (bijvoorbeeld + en -) zorgt ervoor dat de aminozuren elkaar aantrekken.

Hoe verandert de elektromagnetische lading van een eiwit

Een eiwitketting verandert doordat de ketting een binding is aangegaan met een andere molecuul of chemische groep (bijvoorbeeld een hormoon). Een eiwit verandert ook doordat enzymen aminozuren uit de ketting halen of juist toevoegen. Ook verstoring door elektromagnetische velden (zoals mobiele telefoons) kan verandering van de elektromagnetische lading van een eiwit veroorzaken.

Als de positieve/negatieve lading verandert, past de eiwitketting zich aan de nieuwe verdeling van de ladingen aan. Een eiwit heeft de voorkeur om afstotende ladingen (bijvoorbeeld + en +) zo ver mogelijk van elkaar vandaan te houden. Het gevolg is dat de eiwitketting gaat draaien om de meest gunstige vorm aan te nemen. Deze draaiing/beweging van de eiwitketting levert energie op om bijvoorbeeld jouw ademhaling, spijsvertering en/of spiersamentrekkingen te kunnen doen.

Is het signaal weer weg, dan neemt de eiwitketting zijn oorspronkelijke vorm weer aan. Zo kan dit proces, van draaien en terug in oorspronkelijke vorm komen, jou laten leven. Vergis je niet, dit kan duizenden keren in een seconde plaatsvinden!

Verandering elektromagnetische lading van een eiwit
Hoe cellen reageren op de voedingsstoffen in jouw bloed

Zitten er nu veel voedingsstoffen in jouw bloed, dan is jouw cel geneigd om veel van deze stoffen op te nemen. Zitten er voor jouw cel schadelijke/toxische stoffen in jouw bloed, dan is jouw cel geneigd om zich zoveel mogelijk te beschermen voor deze stoffen.

Wanneer een cel zichzelf aan het beschermen is, kan het niet groeien. Wanneer de cel aan het groeien is, kan het zich niet beschermen.

De wisselwerking tussen gedachten en gezondheid
Cellen in bescherming

We weten allemaal dat als we zenuwachtig zijn voor bijvoorbeeld een examen, we over het algemeen weinig zin hebben in eten. Dat is een reactie van de cellen in jouw lichaam dat het zich wil beschermen. Jouw perceptie en je bijbehorende programma (vrees/angst dat je je examen niet haalt) geeft een signaal af aan jouw hersenen om je te beschermen. De hersenen geven, op basis van dit signaal, chemische stoffen aan het bloed af, waardoor je lichaam zich gaat beschermen. Je hartslag verhoogt, je begint soms zelf te zweten en je wordt rusteloos. Dit is de reactie van het lichaam op stress.

Cellen in bescherming; en groei dan?

In de tussentijd zijn darmcellen bezig met het verteren van je ontbijt. De chemische stoffen, die de hersenen hebben afgegeven aan het bloed, overheersen de signalen van de spijsvertering. De cellen die in groei zitten, gaan op basis van de nieuwe chemische stoffen in bescherming. De spijsvertering stopt. Dit is een natuurlijk proces die ook werkelijk nodig is om ons lichaam te beschermen.

Stel dat je net moet wegspringen van een auto die je bijna aanrijdt en dat je cellen in je lichaam zeggen: ‘wacht even, mijn energie geef ik niet aan de benen af, ik ben net een nieuwe cel aan het maken’. De spieren in jouw benen hebben de energie nodig om weg te springen. En kunnen wegspringen is op dat moment belangrijker dan het verteren van voedsel.

Deze stressreacties zijn van tijdelijke aard. Ben je klaar met je examen of ben je weggesprongen van de auto en ben je veilig? Dan geven de hersenen nieuwe signaalstoffen af, die de beschermingsstoffen neutraliseren. Je cellen in de darmwand krijgen zo weer het signaal dat de spijsvertering weer verder mag gaan.

Dus als de stress van het examen geweken is, zal je ongetwijfeld ineens heel veel zin hebben om te gaan eten.

Cellen in groei

Na het examen kom je in de gang een man/vrouw tegen waar je al een tijdje verliefd op bent. Je bruist ineens weer van de energie. Dit is een reactie van de cellen in jouw lichaam die zich willen voeden en groeien. Jouw perceptie en je bijbehorende programma (liefde is mooi) geeft een signaal af aan jouw hersenen om te voeden/groeien. De hersenen geven, op basis van dit signaal, chemische stoffen aan het bloed af die stressfactoren te niet doen en groei bevorderende stoffen aanmaakt. De darmcellen die gestopt waren met herstelwerkzaamheden door examenvrees, gaan nu naar hartenlust verder met het verteren van het voedsel.

In de situatie van groei is het lichaam goed in staat om die 100.000 verschillende eiwitten te maken die ons lichaam nodig heeft om te leven.

Kortom jouw gedachten en programma’s bepalen of jouw lichaam in een groeifase of een beschermingsfase zit. Denk daarbij dat positieve percepties de gezondheid van jouw lichaam bevorderen en dat negatieve percepties kunnen leiden tot afmattende chronische, psychische stress die een sterke negatieve invloed hebben op celgroei en de kopiëren van DNA.

Wanneer we onze negatieve perceptie/gedachten veranderen, veranderen we de samenstelling van het bloed. Positieve stoffen in het bloed geeft een positieve verandering in de cellen van het lichaam.

Veranderen van gedachten/programma’s door Kinesiologie

Laat Kinesiologie nu juist een heel geschikte methode zijn om inzicht te krijgen in jouw programma’s. We kunnen met behulp van de spiertest onderzoeken of bepaalde gedachten en/of PERCEPTIES stress voor jouw lichaam opleveren. Inzicht in deze stressoren is belangrijk. Belangrijker nog is dat we stressvolle gedachten, wensen, kunnen her programmeren naar stressvrije gedachten en/of percepties. En stressvrije gedachten en/of percepties zijn de signalen voor de hersenen om groeistoffen in het bloed vrij te laten!

Veranderen van gedachten/programma’s door Reconnective Healing

Eiwitten bewegen doordat ze een binding aan gaan met andere moleculen of chemische stoffen. Zo kan een verstoring door elektromagnetische velden verandering van de elektromagnetische lading van een eiwit veroorzaken. Met Reconnective Healing maken we gebruik van een elektromagnetisch veld vol met informatie die positieve signalen aan jouw cellen afgeeft. Zie het als een bad van liefde. En zoals we net gelezen hebben, is liefde een signaal voor de hersenen om groeistoffen in het bloed vrij te laten!

Hoe je het ook went of keert; liefdevolle gedachten en positieve programma’s maken en houden je gezond. Onmogelijk? Of misschien toch niet.

Veel liefs,

Sandra

Bronnen

Boek: “De biologie van de overtuiging”; Dr. Burce H. Lipton.

Boek: “Pathologie”; Mark Zelman, Elaine Tompary, Jill Raymond, Paul Holdaway & Mary Lou Mulvihill, Hanny Groenewoud.

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/eiwitten-met-adresstickers/

https://science-explained.com/nl/theorie/dna-rna-en-eiwit

https://wetenschap.infonu.nl/anatomie/55600-wat-is-eigenlijk-dna.html

https://nl.wikipedia.org/wiki/Aminozuur

https://nl.wikipedia.org/wiki/Molecuul

https://www.10voorbiologie.nl/index.php?cat=9&id=393&par=1074


2 reacties op “Het nieuwe medicijn: gedachten!”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *